top of page

Camera-instellingen voor paardenfotografie: de basis die je moet kennen

  • Foto van schrijver: Kyra Wubbolts
    Kyra Wubbolts
  • 28 aug
  • 2 minuten om te lezen

Of je nu net begint met fotografie of je vaardigheden wilt verbeteren, het begrijpen van de basisinstellingen van je camera erg belangrijk. Met de juiste instellingen kun je beter controle krijgen over je foto’s en de sfeer en details vastleggen die je wilt. Hieronder leg ik de belangrijkste instellingen uit, zodat je meteen goed van start kunt.


1. Sluitertijd

De sluitertijd bepaalt hoe lang de sensor van je camera wordt blootgesteld aan licht. Hoe hoger de sluitertijd staat, hoe minder licht er dus op de sensor komt. Een hoge sluitertijd (bijvoorbeeld 1/800 of 1/1000) is ideaal voor bewegende onderwerpen, zoals een paard dat beweegt, omdat dit beweging “bevriest” op de foto.


Een langere sluitertijd zorgt ervoor dat er meer licht op de sensot komt, maar wordt vaak in de paardenfotografie niet veel gebruikt omdat dit vaak onscherpte veroorzaakt.


2. Diafragma

Het diafragma regelt hoeveel licht er door de lens komt én bepaalt de scherptediepte van je foto. Een groot diafragma (klein f-getal, zoals f/1.8 of f/2.8) geeft een onscherpe achtergrond, waardoor je onderwerp mooi loskomt van de omgeving, ideaal voor portretfotografie. Een klein diafragma (groot f-getal, zoals f/8 of f/11) zorgt dat meer van de omgeving scherp is, wat handig kan zijn bij grotere groepen of meer beweging.


3. ISO

ISO bepaalt de lichtgevoeligheid van je camerasensor. Een lage ISO (bijvoorbeeld 100-200) levert de scherpste, ruisvrije beelden op bij veel licht. Een hogere ISO is handig bij minder licht, maar kan meer ruis geven. Probeer altijd de ISO zo laag mogelijk te houden, tenzij het absoluut nodig is voor een goed belichte foto.


4. Witbalans

Witbalans zorgt voor de warmte van de kleuren in je foto. De automatische stand van je camera doet dit meestal ook al vrij goed, maar bij bijzondere lichtsituaties (zonsondergang, bewolkt weer, schaduw) kan het mooi zijn om handmatig de witbalans aan te passen. Dit voorkomt bijvoorbeeld dat een foto te geel of te blauw wordt.


5. Focus en scherpstelling

De meeste camera’s hebben verschillende scherpstelmodi. Voor bewegende onderwerpen, zoals paarden, is continuous autofocus (AF-C) ideaal, omdat de camera het onderwerp volgt terwijl het beweegt. Bij een statisch onderwerp volstaat éénvoudige autofocus (AF-S). Let er altijd op dat je oog of gezicht van het paard scherp is, dit trekt de aandacht in de foto.


6. Foto-modus

De meeste camera’s hebben verschillende standen:

  • P (Programma): de camera kiest automatisch sluitertijd en diafragma, handig voor beginners.

  • A / Av (Diafragmavoorkeuze): jij kiest het diafragma, de camera past de sluitertijd aan.

  • S / Tv (Sluitertijdvoorkeuze): jij kiest de sluitertijd, de camera past het diafragma aan.

  • M (Handmatig): volledige controle over alle instellingen, ideaal als je al wat meer ervaring hebt.


De meeste fotografen doen alles handmatig, maar als je dit nog lastig vind kun je eerst met een van de andere standen werken om te oefenen met de instellingen. Ga lekker experimenteren met de instellingen: maak testfoto’s en bekijk hoe een verandering in sluitertijd, diafragma of ISO de foto beïnvloedt.


Door deze basisinstellingen te begrijpen en te oefenen, krijg je meer controle over je beelden en kun je jouw creatieve visie beter tot leven brengen. Begin met kleine stappen, experimenteer en geniet van het proces!

bottom of page